De ziel zit in het lichaam als de stemming in het feestje
“De ziel zit in het lichaam als de stemming in het feestje” zei filosoof en verpleeghuisarts Bert Keizer – altijd scherp en sprankelend – eergisteren in debatcentrum De Nieuwe Liefde. Als de stemming eruit is, loop je niet naar buiten om ‘m te gaan zoeken. Het was een van de vele pogingen die avond het concept ‘ziel’ in woorden te vangen.
De ziel is het thema van de elfde Maand van de Filosofie in april, met als hoogtepunt de Filosofie Nacht in Felix Meritis aanstaande vrijdag 13 april.
Diezelfde avond sprak Simone van Saarloos, filosofie-studente en organisator van de Filosofie Nacht, haar column uit rond datzelfde thema. Een prachtig voorbeeld van een glashelder verhaal, en hieronder integraal opgenomen.
Uitgesproken column door Simone van Saarloos, tijdens de maandelijkse debatavond ‘Wat is Wijsheid’ over ‘de ziel’, in De Nieuwe Liefde te Amsterdam, op dinsdagavond 3 april 2012.
“Ik had geluk met de dood van mijn opa. Hij overleed namelijk op het moment dat ik begon met de organisatie van de Filosofie Nacht. En aangezien het thema van de maand van de filosofie ‘De Ziel’ is, was dat een goede timing. Niet alleen erfde ik De Anima van Aristoteles en kon ik mij theoretisch voorbereiden op de Filosofie Nacht, ook sterkte zijn dood mijn geloof in de ziel.
Het was een zelfgekozen dood. Op de eerste vrijdag van het nieuwe jaar pleegde hij euthanasie.
‘Dag der engelen’ stond er in de agenda van mijn opa. Als docent Grieks en Latijn was hij een fervent verhalenverteller met een diep geloof in het belang van mythen. Wel was hij volkomen atheïstisch. Een hiernamaals vond hij onzin.
Mijn opa gaf daarom betekenis aan zijn dood door er zelf voor te kiezen. Toen hij stierf namen wij het stokje over. Wij gaven betekenis aan zijn dood. Hij werd opgebaard, de familie kwam bijeen, we hielden toespraken en dronken zwarte koffie na. Door over hem te praten, door zijn Aristoteles-werken te lezen, blijft de ziel van mijn opa voortbestaan. Dat zou je een seculiere versie van het hiernamaals kunnen noemen.
Zodoende kan geloven in de ziel onze nieuwe godsdienst zijn.
Het klinkt misschien wat overmoedig. Dat schrijf ik dan toe aan het feit dat ik drie maanden lang over de ziel heb nagedacht, gesproken en uiteindelijk een programma heb samengesteld voor de Filosofie Nacht. Drie maanden. Voor een echte academicus is dat niet lang. Voor iemand van 21 die is opgegroeid met trendingtopics op Twitter als leidraad en de waan van de dag als indicator voor wat belangrijk is, is drie maanden lang genoeg om met de hoogmoedige stelling te komen dat een doordacht zielsbegrip onze nieuwe God kan zijn.
Mijn opa was lief. Maar ik ben blij dat hij hier niet aanwezig is – als ronddolende ziel, losgezongen van het lichaam, verdwaald tussen de levenden. Best leuk wanneer mijn opa had toegekeken hoe ik het over Aristoteles’ Psyche had, maar het zou ook betekenen dat al uw opa’s, oma’s, misschien moeders en vaders, partners en vrienden hier zouden ronddwalen. En eerlijk gezegd vond ik het eng genoeg om alleen al voor u op het podium te staan.
Toch is mijn opa hier wel degelijk aanwezig. Hij is aanwezig omdat ik hem zojuist heb opgeroepen; ik gebruik zijn leven om een column te vullen.
En zo hebben de dingen en de mensen een ziel. En de mensen nog meer dan de dingen. En dat terwijl het bestaan van de mensen even arbitrair is als dat van de dingen. We zijn- precies zoals de neuroreductionisten prediken – organismen voortgekomen uit andere organismen en mijn zijn en het uwe is toevallig. Maar slechts omdat bloed stroomt, slechts omdat het hart klopt, hebben wij nog geen morele plicht om dat bloed, dat hart, lief te hebben. Die plicht staat niet in geboden geschreven en ligt niet besloten in het brein. Die plicht zit ‘m in de ziel; in het feit dat we elkaar bekijken, zien en interpreteren. Ik wil niet evangelisch klinken, maar kijk even naar degene die naast u zit. Dat gezicht vertelt u toch vele malen meer dan de stoel waarop u zit?
Dat is niet omdat er in ieder van ons 21 gram geest verscholen zit. Dat is omdat wij verbanden leggen en betekenis denken. Anders dan een volmaakte God, is onze ziel voortdurend in de maak. En juist daarom is de ziel onsterfelijk.
Ik kan niet meer met mijn opa praten over Aristoteles. Hij kan mij niet met Griekse wijsheden leiden door het belang van gedoseerde hoogmoed, doorzettingskracht en nieuwsgierigheid te benadrukken.
En nee, ik denk niet dat de engelen hem zijn komen halen. Ik denk niet dat ik hem ooit terugzie in een hiernamaals. Wel denk ik dat ik hem nog zal tegenkomen. Door over hem te praten. Of zelfs wanneer ik Aristoteles lees.
‘Wij zijn ons brein’, zegt hersenonderzoeker Dick Swaab. ‘Wij zijn ons brein’, het is een slogan, een marketing-wonder misschien, maar de woorden zijn niets waard wanneer wij er niet iets van vinden. Want wanneer ik zeg ‘wij’, dan begrijpt u wat ik bedoel. U denkt aan ons. Het veilige ‘wij’ van deze zaal. U geeft betekenis aan dit ‘wij’. U ziet uzelf als individu, maar ook als onderdeel van iets. Wij zijn een ander ‘wij’ dan het ‘wij’ dat morgen in deze zaal zit.
Tijdens mijn studie literatuurwetenschap was er altijd een overheersende discussie. Een tekst is geschapen om te interpreteren, die staat niet op zichzelf. Toch riepen er soms studenten of docenten: je moet geen betekenis genereren die niet in de tekst zit. Maar waarom niet? Betekenis geven aan de dingen om ons heen, dat is onze kracht.
Toen ik bij het lichaam van mijn opa ging kijken, wist ik dat zijn hart niet langer klopte en dat zijn bloed niet langer stroomde, maar dat belette mij niet zijn ziel te zien. Die ziel zag ik door te denken aan de discussies die wij hadden, door te herinneren wat hij voor mij betekende en door erop te vertrouwen dat mijn fascinatie voor Aristoteles met zijn dood niet is verdwenen. Natuurlijk zaten al die betekenissen al lang niet meer in het levenloze lichaam van mijn opa, maar ik kon ze er nog steeds in lezen.
Had mij opa geloofd dat de engelen voor hem zouden komen, dan had hij het niet in zijn agenda opgeschreven. Hij schreef ‘dag der engelen’ omdat hij wist dat een agenda vormgeeft aan het leven. Hij schreef ‘dag der engelen’ omdat hij wist dat zijn woorden hem zouden overleven; dat wij deze woorden zouden zien en met ons mee zouden nemen. Hij schreef omdat hij wist dat zijn ziel er nog zou zijn – ook na die eerste vrijdag van het nieuwe jaar.”
Deze tekst is ook gepubliceerd in Filosofie Magazine, en hier gebruikt met instemming van de auteur.
Wat maakt dit verhaal zo glashelder, aantrekkelijk en raak?
- Een uitgebalanceerde mix van een concrete persoonlijke anekdote en abstracte filosofische overdenkingen, die inhoudelijk met elkaar zijn verbonden;
- een heldere opbouw met terugkerende elementen die voor houvast zorgen en een afronding die teruggrijpt op het begin;
- de dood van de opa als rode draad door het verhaal verbindt op organische wijze de diverse onderdelen van het betoog en intensiveert de beleving van de luisteraar;
- sprekende details die ontroeren en tegelijk uitnodigen tot reflectie (zoals ‘dag der engelen’ in de agenda van opa);
- gedoseerd en ter zake doende aanhaken bij een niet meer weg te denken onderdeel van ons leven (de agenda), een maatschappelijke thema (euthanasie), een populair boek (Swaab) en de klassieken (werken van Aristoteles);
- subtiel gebruik van stijlmiddelen (bijvoorbeeld de beginzin);
- visie;
- zelfrelativering;
- eenvoudig taalgebruik mét inhoud.
Een prachtig verhaal, Simone.